Voor zijn boek ‘Helemaal weg en toch thuis’ reisde Onno Aerden een jaar lang kriskras door Nederland, om te overnachten in alle zeventien hotels van de oer-Nederlandse hotelgroep Bilderberg. Hij bekeek hoe begrippen als ‘gastvrijheid’ en ‘persoonlijke aandacht’ ter plekke uitpakten. Hieronder een verhaal over zijn verblijf bij Bilderberg Château Holtmühle.
‘ De toegangspoort is een klein huisje. Bakstenen, gemetseld in een sierlijke boog over het weggetje. Daarboven een verdieping met één raam aan weerszijden, daarboven weer een hoog pannendak met ook nu een enkel raampje aan voor- en achterkant. Een bijzonder gebouwtje om in te wonen, denk ik als ik de auto stapvoets door de poort stuur – toch vooral gebouwd om te markeren dat hier de gewone wereld stopt en een dromerige, sprookjesachtige wereld aanvangt. De opmaat voor het hotel dat zich, als we eenmaal door de poort zijn gereden, langzaam, statig, achter de bossen vandaan zichtbaar maakt.
Het is anders, een bezoek aan een kasteelhotel, besef ik me op het rechte klinkerweggetje door het groen, dat we volgen in de richting van het kasteeltje.
Intenser.
Alsof de historie een extra beroep doet op je zintuigen.
Niemand kijkt immers terloops naar een kasteel. Naar een kasteel kijkt men in ontzag. En zo is het nu ook:
Wow.
Geuren van vochtig hout, jong blad en stilstaand water versterken op deze vroege lenteavond het gevoel, op avontuur te zijn, op reis, meer tussen tijden dan tussen plaatsen.
Bijna ongelooflijk dat we een kwartier geleden nog op de snelweg reden, tussen andere gewone stervelingen.
Afslag Tegelen.
Een woonwijk.
Een bos.
Het poortwachtershuis.
En dan – dit.
Als we het forse, introverte gebouw nog eens goed bekijken, rustig, nog voordat we met ons weekendkoffertje de glazen deur door stappen en daarmee weer een paar eeuwen vooruit, zien we vooral dit: eindeloos bouwen, beschermen, verdedigen, teloorgaan en opnieuw bouwen. Hier voor ons staat eeuwenlange geschiedenis, vervat in baksteen met wit siervoegwerk, ook nog eens omlijst door een slotgracht.
Helemaal af.
We hebben gelijk, zegt de hotelmanager van wat nu Chateau Holtmühle heet, dit gebouwencomplex is echt oud. Al rond 1300 duiken geschriften op waarin sprake is van een landgoed dat van de ene hertog naar de andere graaf wordt overgedaan. Een stukje grond, met een kasteeltje erop, een fort meer: kleine raampjes, dikke muren, weinig opsmuk.
Als het maar veilig was.
Zoals vaker met historische landgoederen, rijgt zich de geschiedenis van dit, vanwege al die veiligheid nogal streng ogende, kasteeltje aaneen van familie tot familie – inclusief beleningen, armoede en verval. En ook helemaal in lijn met wat je verder nog al eens leest over oeroude buitenplaatsen: het origineel is al lang verdwenen – verwoest, afgebrand, weg gewaaid. En precies toen vrijwel niemand meer iets zag in het half vergane gebouw met zijn gracht in het bos buiten Tegelen, besloten de bewoners tot grootscheepse nieuwbouw. In de zeventiende eeuw was dat. Familieberaad in de grote zaal, denk ik zo. De stem van de heer des huizes, galmend tegen dan al oude muren: Dit kan niet langer zo.
Ons pand verdient beter.
Zo’n gesprek moet 300 jaar geleden welhaast hebben plaats gevonden op een lenteavond als deze, terwijl de late zon een schimmenspel speelt met het jonge lover op de muren en de flessen wijn ter viering van het besluit kunnen worden ontkurkt op het terras aan de slotgracht, waar voorjaarswarmte tot laat in de luwte tussen muur en water hangt.
Een avond van lange schemering zal het zijn geweest, halfduister dat net als vanavond nog extra magie verleende aan het bijzondere gebouw in het groen, aan de schuur waar pachters niet lang voordien nog plichtgetrouw een tiende deel van hun oogst inleverden als belasting voor de kasteelheer, aan de remise voor koetsen en paarden en – in de verte nu – aan die toegangspoort naar de gewone wereld.
Een avond moet het zijn geweest om te dromen van dingen die beter zullen worden – gevolgd door een ochtend bovendien waarop de kasteelheer zich zijn dromen nog herinnerde, ze vertaalde in opdrachten.
Aan de slag!
Het kasteeltje herrees dus, in volle glorie – om daarna met horten en stoten opnieuw door de geschiedenis te bewegen. Totdat een Noord-Limburgse ondernemende geest er eind vorige eeuw een hotel in zag en het gebouw het laatste zetje gaf naar de moderne tijd.
Met behoud van het goede, uiteraard.
Vermoedelijk zag ook deze man dat allemaal voor zich op een avond als deze, mogelijk zelfs iets later op de avond, vanaf het terras met de inmiddels geleegde wijnflessen – het vergt een welhaast bovenmenselijke romantische inborst om een kasteel als dit tot hotel om te willen toveren. Want dit gebouw was veel, maar toch niet meteen: handig.
Je staat er niet bij stil doorgaans, alles werkt, alles is in orde, maar – wat een klus moet het zijn geweest om in zo’n historisch pand tientallen gasten tegelijk te kunnen ontvangen. Plafonds zijn al snel te laag of juist veel te hoog, waardoor het ’s winters gierend koud zou kunnen worden – dat was eeuwen lang volstrekt normaal immers. De kamers waren allemaal verschillend van grootte en in de Middeleeuwen zag niemand het nut van pakweg een gelijkvloerse keuken die honderd maaltijden tegelijk zou kunnen produceren. Om maar wat te noemen.
De hotellier wist van aanpakken. Elk probleem op zijn tijd, en zo ontstond wat nu Chateau Holtmühle heet, ook alweer jaren geleden.
Een droomplek is het, met een restaurant om te behagen en alle auto’s uit het zicht.
Een weekendje er helemaal uit, met alle moderne gemakken van dien.
Toch?
Niet helemaal.
En dat hoort ook niet, laten we eerlijk zijn.
Zo veel verleden moet zich ergens kunnen laten gelden. Een speldenprikje uit vervlogen tijden die niet helemaal vervlogen zijn.
Dat merken we als we, in de allerlaatste schemering, aan tafel zitten in de glazen serre.
De deur naar die lichte, strakke ruimte waar de eerste asperges van het seizoen worden uitgeserveerd, heeft een oud drempeltje.
Een onhandig drempeltje dat toch van geen wijken wil weten.
En het is dat drempeltje dat elke keer als het personeel de karretjes met kazen, schalen en flessen de serre in rijdt, fluistert: Denk maar niet dat dit een hotel is zonder karakter. Denk maar niet dat alles hier vanzelf gaat – gladjes. Nee, hier is het huis de baas. Optillen dus, dat karretje. Voorzichtig, eerst de twee voorwieltjes, dan heel langzaam naar voren en rustig met de achterwieltjes over mij heen.
Zo doen we dat hier.
Al 700 jaar.’
Het boek ‘Helemaal weg en toch thuis’ met alle persoonlijke verhalen van Onno Aerden is in ieder Bilderberg hotel te verkrijgen. Het boek is ook online te bestellen, gebruik hierbij de kortingscode ‘BeleefBilderberg’ en ontvang het boek voor slechts 9,95 euro (adviesprijs 14,95).