Voor zijn boek ‘Helemaal weg en toch thuis’ reisde Onno Aerden een jaar lang kriskras door Nederland, om te overnachten in alle zeventien hotels van de oer-Nederlandse hotelgroep Bilderberg. Hij bekeek hoe begrippen als ‘gastvrijheid’ en ‘persoonlijke aandacht’ ter plekke uitpakten. Hieronder een verhaal over zijn verblijf bij Bilderberg Hotel De Keizerskroon.
De Balzaal van Paleis Het Loo is rijkelijk gevuld met mensen vandaag – maar gedanst wordt er niet. Overal op het marmer staan smetteloos witte tafeltjes. Daaraan drinken mensen in regenjas en wandelschoenen koffie, ze eten taartpunt of salade. Een enkeling bestelt alvast een glas droge witte wijn – de dag lijkt er toch al op te zitten, beter wordt het niet. Paraplu’s staan naast de tafels – als heraut van de herfst joeg de wind stormachtige vlagen regen over de beroemde tuinen, deed er de duizenden bloemen en gemillimeterde buxushaagjes schudden.
Hier binnen is het droog en warm.
En druk.
Bedienend personeel snelt af en aan met alweer nieuwe dienbladen vol lekkers, damp slaat uit de kopjes, meters omhoog, langs de schilderijen aan de houten wanden, het ook al hagelwitte, geornamenteerde plafond tegemoet.
Het gewone volk eet en drinkt ten paleize en doet dat met plezier. Hier en daar klinkt zelfs een schaterlach. Zulk achteloos vertier: Merkwaardig contrast met de grandeur van de zaal en alle tientallen vertrekken eromheen, besef ik: Hoewel alweer jaren nationaal museum en Unesco-erfgoed, ademt elke zorgvuldig gemetselde baksteen van dit enorme gebouw immers de koninklijke air van de voormalig bewoners.
Zou er veel gelachen zijn toen Wilhelmina, Emma hier resideerden? Na de jachtpartijen van Hendrik? Tijdens het regime van Lodewijk Napoleon, die door zijn beroemde broer tot koning van Holland werd gepromoveerd om vier jaar later door hem alweer te worden afgeserveerd wegens ‘te pro-Nederlands’?
Wie de looproute door het paleis volgt die voert langs de vele vertrekken waar de Oranjes, hun exotische verwanten en die tijdelijke Fransman zich terugtrokken, ver van stads leven, van oorlog en geweld, die twijfelt.
Het is nogal donker op Het Loo. Vandaag, wegens regenduister – maar ook wanneer het buiten zonovergoten is. De ruimten zijn hoog, de ramen bescheiden. Wanden zijn bespannen met behang in gedempte tonen. Licht reikt maar net tot aan de snuisterijen, tot op de ook al donkere olieverfschilderijen.
Strenge tucht achter bescheiden franje.
Ik hoor vanachter mijn latte macchiato in gedachten opnieuw de serieuze uitleg die ik in het hotel gekregen heb, eerder vandaag: “Herberg De Keizerskroon heette het hier vroeger,” had de manager gezegd, “een pleisterplaats voor gasten van de koninklijke familie, die net niet goed genoeg bevriend waren om uitgenodigd te worden tot een overnachting ten paleize.”
Ik denk mezelf een paar eeuwen terug in de tijd. Op mijn paard heb ik de woeste Veluwe getrotseerd om vanuit Amsterdam een jachtpartij bij te wonen van stadhouder en koning Willem III. Het is 1690, zijn jachtslot Het Loo ruikt na vijf jaar nog een beetje naar verf, cement en vers hout. Ik stal mijn paard bij de gloednieuwe uitspanning van herbergier Kees Kol, hij is net open.
De jacht verloopt uitstekend, ik schiet zelfs een wild zwijn. Een voorname dis volgt, op het paleis, er wordt zelfs gedanst – op deze plek! – maar dan kondigt een van de lakeien onverbiddelijk mijn vertrek aan: Zijne Hoogheid ontvangt u graag morgen weer.
Zou ik het jammer hebben gevonden om niet tot die buitencategorie van intimi te behoren die de zijden lakens van een koninklijk logeerbed mag ervaren? Of zou ik, in de frisse avondlucht teruglopend, langs de lange façade richting paard en herberg, opgelucht ademhalen? Ik zie mezelf de hoek van het koninklijk complex om lopen, een meter of honderd verderop, de weg maakt een bocht en daar schalt muziek al uit de herberg, licht van toortsen markeert de ingang, er wordt gezongen en ook hier gedanst, maar – anders, losser.
Nee, zo gek had ik het niet gevonden, een verblijf in die herberg met een zweem van koninklijkheid, maar zonder het protocol.
In 1717 bleek die dubbelzinnige status van de herberg definitief, toen ook een van de grootste wereldleiders in die dagen, tsaar Peter de Grote, op bezoek in Apeldoorn geen bed kreeg aangeboden op het jachtslot. De verhoudingen tussen Republiek en Keizerrijk waren zo slecht dat van een officiële vriendschap geen sprake kon zijn, ook de oosterling diende zich in de herberg te verpozen.
Wel te gast maar niet in bed: De herbergier moet in zijn handen hebben gewreven en doopte zijn zaak twee jaar later ‘De Keizerskroon’, naar het hoofddeksel van zijn beroemde bezoeker.
En zo ging het etablissement zijn lange geschiedenis in – de naam weliswaar verwijzend naar juist de meest ongenode gast, zich ondertussen toch behaaglijk aan schurkend tegen de royale buurman.
Elke vorst die volgde, wist zich een hotel op maat, pal naast de deur. Lodewijk Napoleon maakte de herberg tot een stijf Frans hôtel-restaurant, de negentiende-eeuwse Prinsen van Oranje vulden het pand met gasten voor de valkenjacht, weer later sliepen de leden van het paleisorkest in de Keizerskroon, geflankeerd door bezoekende solisten als Frans Liszt.
De band tussen Koning en koks werd almaar inniger, totdat prinses Wilhelmina halverwege de vorige eeuw het hotel-restaurant kocht en de keukenbrigade ruim tien jaar lang liet koken voor haar gevolg en zichzelf.
Maar, zoals dat gaat: Het Loo verloor op enig moment haar hooggeplaatste bewoners aan andere paleizen – huizen met minder kamers, meer licht, meer lucht – en de Keizerskroon bij gevolg haar vaste gasten.
En zo verwoei het oorspronkelijke pand, totdat een ondernemer het tegen het eind van de twintigste eeuw tijd vond om het hotel van de grond af aan opnieuw op te bouwen. Groot is het gebouw geworden, praktisch ingedeeld onder jaren-tachtig architectuur. Er kwam een fors zwembad op de bovenste verdieping, je kunt er zwemmen met uitzicht op paleis en paleistuinen. De kamers hebben flatscreen en draadloos internet, in de restaurants worden exquise maaltijden geserveerd. Waar ooit een theetuin was, aan de overkant van de straat, zijn alweer jaren geleden handige parkeerplaatsen gecreëerd.
Een hotel dat overal zou kunnen staan.
En toch.
Toch ligt over dit hotel wel degelijk nog een koninklijk zweem. Was het niet de laatste koninklijke bewoner van Het Loo, Prinses Margriet, die in 1980 het nieuwe hotel opende? Hangen niet overal in hallen en zalen de portretten van de leden van het koningshuis? Is niet het hotel sinds 1991‘hofleverancier’, wat toch moet betekenen dat hier nog wel eens iemand van koninklijken bloede overnacht?
En wat staat daar, in een hoek van de hal van het hotel? In een bescheiden vitrine, beschenen door een enkel spotje? Het is een kroon, de kroon van de illustere gast die het hotel ooit aan zijn naam hielp – een replica, maar toch. Tastbaar icoon van het eenmalige, geweldige karakter van dit hotel: In locatie mateloos chic, in sfeer hartelijk en bereikbaar.
Een beetje zoals de Balzaal bij de buren.
Het boek ‘Helemaal weg en toch thuis’ met alle persoonlijke verhalen van Onno Aerden is in ieder Bilderberg hotel te verkrijgen. Het boek is ook online te bestellen, gebruik hierbij de kortingscode ‘BeleefBilderberg’ en ontvang het boek voor slechts 9,95 euro (adviesprijs 14,95).