Het perfecte biertje: hoe tap je die eigenlijk?

1. Het juiste glas

Een bierglas draagt bij aan de smaak en de beleving. Het juiste glas bij het juiste biertje is dus heel belangrijk. Een smal pilsglas zal langer een hogere schuimkraag houden dan bijvoorbeeld een breed trappistenglas of een bokaalvormig glas. Bij elke soort bier past dus een ander glas het beste.

2. Schoon, schooner, schoonst

Uit een schoon glas smaakt bier lekker fris. Vet en viezigheid zorgen ervoor dat de mooie dikke schuimkraag van het bier snel inzakt. Op het eerste oog lijkt het een mooi getapt biertje, maar na een paar minuten zakt de schuimkraag snel in. Zonde!

3. Spoelen maar!

Zeker in de zomer is het belangrijk om het glas om te spoelen in schoon, fris water. Een glas kan al even op de bar staan en kan dan net iets te warm worden. Fris water zorgt dat het glas weer de juiste temperatuur krijgt voor je gaat tappen.

4. 45 graden

Als je de tapkraan in 1 keer openzet, moet je direct het glas eronder houden. Het bier komt dan met de juiste druk uit de tap. Een hoek van ongeveer 45 graden is dan het beste, trek het naarmate het glas vult recht. Neem de tijd: dat zie je terug in het resultaat! Als je de tap langzaam opendoet met het glas er al onder, staat er te weinig druk op en krijg je eerst veel schuim; te veel schuim.

5. ‘Levend’ afschuimen

Je moet de schuimkraag direct ‘levend’ afschuimen. Dat wil zeggen, terwijl het schuim nog over de rand van het glas stroomt. Door het afschuimen ontstaat er een laagje op het schuim, dat de stabiliteit verbetert. Overigens is dit in andere landen soms anders; in Duitsland en Engeland hebben ze graag zo min mogelijk schuim!