Voor zijn boek ‘Helemaal weg en toch thuis’ reisde Onno Aerden een jaar lang kriskras door Nederland, om te overnachten in alle zeventien hotels van de oer-Nederlandse hotelgroep Bilderberg. Hij bekeek hoe begrippen als ‘gastvrijheid’ en ‘persoonlijke aandacht’ ter plekke uitpakten. Hieronder een verhaal over zijn verblijf bij Bilderberg Résidence Groot Heideborgh.
‘Je zou kunnen beweren dat de kwaliteiten van een hotel pas werkelijk getest worden bij slecht weer. Zodra de zon het ook maar enigszins toelaat, speelt het hotelleven zich immers vooral buiten af. De hotelkamer wordt dan tot een ruimte om meteen bij binnenkomst de spullen te parkeren om hem uitsluitend ’s nachts opnieuw te bezoeken, de restaurants blijven donker en leeg – iedereen eet en drinkt op het terras uiteraard, zo lang het kan, totdat het allerlaatste vleugje avondwarmte verdwenen is.
In de zomer is elk hotel vooral mooi van buiten. Maar nu is het half mei. Het weerbericht spreekt van herfst. Regen valt onafgebroken uit een loodgrijze lucht boven eindeloos lichtgroen lover, zelfs aan de horizon ontwaren we geen lichtere tinten, geen gebroken wolk is te zien.
We staan voor de imposante gevelpartij van Résidence Groot Heideborgh, een suitehotel is het, verscholen in de bossen bij Garderen, aan het eind van een lange oprijlaan. Naast die laan ligt een schaapskooi, we zagen het vanuit de auto. Een enkel schaap zagen we doodstil en onaangedaan door de hoosbui onder een boom staan, de rest moet zich binnen hebben verschanst, in de houten potstal verderop, tussen het paars van de hei in eerste bloei. Halverwege de oprijlaan hebben we ook nog een eenzaam bankje ontwaard, dat – geheel in de stijl van Natuurmonumenten – exact daar geplaatst is waar men het beste overzicht dacht te kunnen bieden aan toevallige passanten. Het bankje is leeg, uiteraard. Leeg en zeiknat. Nee, dit is geen weer om buiten te zijn, zelfs de mountainbikers die normaal gesproken overal opduiken in deze contreien zijn weg gebleven.
We zetten de bagage dus snel binnen voordat ik de auto een stuk verderop parkeer, het terrein voor de auto’s is netjes uit zicht gehouden, nu pas merk ik hoe ver weg dat is. Bij elke stap terug striemt de regen in mijn gezicht. Maar binnen is het warm. Meteen om de hoek van de hal nestelen we ons in het grand café, een plaats waar ook andere binnenblijvers rustig de krant lezen, met elkaar praten, laat lunchen. Hier, in de hoge, voorname ruimte met hout op de vloer en zelfs clubfauteuils, draagt de regen buiten juist bij aan het knusse, huiselijke gevoel dat ons meteen bekruipt zodra we ons aan een tafel hebben genesteld.
Ik zou bijna warme chocolademelk bestellen, maar verman me. Het blijft voorjaar, hoe dan ook. We nemen een besluit: het krappe etmaal dat we te gast zijn in dit wijds opgetuigde gebouw – twee moderne vleugels rond een ouder centraal gebouw, terrastuinen rondom, zelfs een rietvijver voor de deur – zullen we binnen blijven. Hoe jammer dat op het eerste gezicht ook lijkt; elke woudreus die we door de hoge ramen zien staan is een uitnodiging om toch vooral de natuur in te trekken.
We besluiten tot een compromis: straks zal het vast droger zijn. Dan maken we een ommetje. Maar het wordt niet droger. Niet na de lunch. Niet na het zwemmen. Het wordt avond, we trekken ons terug op de hotelkamer om ons te fatsoeneren voor het diner. Zit-liggen er anderhalf uur op het bed, lezend, schrijvend. Ineens vinden we het prettig dat er draadloos internet is; het hotel is ongemerkt een echt huis geworden met faciliteiten die we in de zon overbodig zouden hebben gevonden maar ons nu blijken te passen als een handschoen.
En zo zitten we exact om half acht aan tafel, om het ene na het andere geweldige gerecht te savoureren terwijl de regendruppels langs de ramen biggelen. “Nog een wijntje? U gaat toch niet meer op pad neem ik aan,” glimlacht de ober. Hij heeft gelijk, we kiezen voor het wijnarrangement, waarom niet? De kamer is hooguit vijftig meter verderop. Maar toch zeg ik: “Niet op pad? Dat valt te bezien, als Nederland vanavond het Songfestival wint, rijden we toeterend door het centrum van Garderen.” Dan zegt de ober: “Toeterend door de straten rijden, weet je dat zo iets heel Turks is? Nou ben ik Turk, ik neem het je niet kwalijk.” We lachen, ik zeg dat ik vaak in dat mooie land geweest ben.
En dan ineens blijken regen, kilte, hagel en donderklappen heel ver weg, dan sluit het huis zich definitief om ons, gasten aan een wit beklede tafel vol lekkers – op het moment dat hij zegt: “Ik ben geboren in Arnhem, maar mijn familie is Turks. Mijn moeder kwam uit een uiterst vermogende familie in Istanbul. Mijn vader was schaapsherder bij Ankara.” We lachen, hoe kan dat nou? “Ach,” zegt de ober. “Ze zijn elkaar tegen gekomen in het midden van het land, toevallig. Mijn moeder was op slag verliefd. Zo verliefd, dat ze alle adviezen van haar familie in de wind sloeg en hem volgde, naar Konya, naar Nederland.” Zijn ogen, olijk tot nu toe, turen ineens over ons heen, naar een punt ergens buiten. “Ik zeg wel eens tegen mijn moeder: Hoe kon je nou zo stom zijn? Er lagen bergen geld en bezittingen op haar te wachten. Door de relatie mijn vader is ze onterfd, mijn oma heeft het zwart op wit laten zetten: Geen cent.” Hij lacht schel. “Maar dan was jij er niet geweest,” zeg ik. Dat is hij met me eens. Bovendien, zegt hij: Zijn vader heeft in Nederland carrière gemaakt, het gaat ze goed, zijn ouders. En zelf is het ook niet ontevreden. “Maar, geniet verder van uw maaltijd.” Breed lachend vertrekt hij naar een andere tafel.
We kijken elkaar aan, zuchten diep: Wat een poëzie. Zo maar, tijdens een voortreffelijk diner in een hotel op de Veluwe. En dat is het natuurlijk: Liefde is sterker dan geld en macht. Liefde maakt dat dood gewaand leven opnieuw tot bloei komt, het is de motor achter fantasie, creativiteit en vooruitgang. De hele maaltijd denk ik aan de stugge oma, de dappere moeder en haar trotse zoon. En als ook de dessertwijn op is, stommelen we naar onze kamer. Maar niet direct. Heel even lopen we gearmd naar buiten. Om daar de regen te voelen die ons binnen hield, de wind die ons aan tafel bracht, het gebulder dat het mooiste verhaal ontlokte van het weekend. Soms kan het maar beter slecht weer zijn.’
Het boek ‘Helemaal weg en toch thuis’ met alle persoonlijke verhalen van Onno Aerden is in ieder Bilderberg hotel te verkrijgen. Het boek is ook online te bestellen, gebruik hierbij de kortingscode ‘BeleefBilderberg’ en ontvang het boek voor slechts 9,95 euro (adviesprijs 14,95).